Afgelopen week heb ik de auto van mijn moeder afgepakt. Afgepakt ja. Zo ziet zij dat. Het afscheid was zwaar. Ze wilde perse nog een rondje rijden. En zo geschiedde. Samen stapten wij in haar kleine autootje. Zij achter het stuur. Ik voorin. Ze wreef liefkozend over het stuur en zei met zachte stem: “Ik heb veel van je gehouden” en met een vriendelijk gebaar legde zij haar linker wang op het stuurtje. In dit moment dacht ik terug aan onze reizen die we vroeger samen maakten. Naar Spanje, naar Frankrijk, naar Zandvoort. Jullie die mij kennen weten dit. Deze vrouw. Wat een heldin. En ik als ik haar zo zie liggen, met haar oude gezicht en warrige haren, met nog wat slaap in haar ogen, heb ik zo veel verdriet. En respect. En liefde. En ik weet het. Ik zeg haar dat de sleutel in het contact zit, en haar hand reikt ernaar. Ze draait de sleutel om en start de auto, zet hem in zijn versnelling en geeft gas. 1, 2, 3, 4, 5e versnelling. Volg gas op de snelweg. Op naar bestemmingen die nieuw zijn voor haar. Op naar een mooie, snelle rustige laatste rit…
” Ik durf de sleutel niet om te draaien jongen”, zegt zij. Wil jij mijn laatste tochtje de chauffeur zijn? Ja moeder. Net zo als jij mij richting hebt gegeven, doe ik dit nu bij jou. Tot het eindpunt. Ik beloof je geen zachte rit, maar wel een waarbij jij niet meer op hoeft te letten. Dat doe ik nu.
Liefs,
Je zoon.